Deze woorden geven een signaal, ze zeggen iets meer over:
- waar iets zich afspeelt: in, op, links, rechts, naast, ...
- wanneer het zich afspeelt: eerst, dan, daarna, ten slotte, ...
- waarmee iets gebeurt: daarmee, met, met behulp van, ...
- een opsomming: ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, ...
Het is aan jou om te achterhalen welk signaal de woorden geven.
Je zoekt signaalwoorden op in de zin of je gebruikt het juiste signaalwoord.
Je zoekt signaalwoorden op in de zin of je gebruikt het juiste signaalwoord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten