Vorige keer hielden we een zoektocht naar het onderwerp in de zinnen.
Het onderwerp is een persoon, een dier of een voorwerp die iets doet.Deze staat ook steeds naast een doe-woord, een werkwoord.
Vandaag zoeken we de persoonsvorm.
Pas op, laat je niet foppen, het gaat niet over de persoon!
De persoonsvorm is hetgeen wat de persoon, het dier of het voorwerp doet.
Hoe kan ik de persoonsvorm vinden?
- Ik stel mezelf de vraag: "Wat doet hij/zij/het"?
- Ik controleer: de persoonsvorm staat naast het onderwerp.
- Ik controleer: ik maak van de zin een vraagzin.
De persoonsvorm staat dan helemaal vooraan.
Laten we er ééntje samen maken.
Bijvoorbeeld: Mama kookt elke dag.
Bijvoorbeeld: Mama kookt elke dag.
- "Wat doet zij?" ⇒ kookt.
- Mama kookt elke dag. ⇒ kookt staat naast het onderwerp (mama).
- Kookt mama elke dag? ⇒ de persoonsvorm staat vooraan.
Aan de slag!
In je taalbundel vind je de werkbladen van 'Poets je taal'.
Deze werkblaadjes zitten achter het donkerblauwe scheidingsblad.
Zoek het werkblad 'De persoonsvorm: Wat doet hij/zij/het?'
In je taalbundel vind je de werkbladen van 'Poets je taal'.
Deze werkblaadjes zitten achter het donkerblauwe scheidingsblad.
Zoek het werkblad 'De persoonsvorm: Wat doet hij/zij/het?'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten